Werk op Maat

werkopmaat.bmpWerk op Maat

Curatieve van werk naar werk activiteiten in de praktijk

Raad voor Werk en Inkomen

J.M.P. de Kok, C.J. van Uitert, P.A. van der Hauw & D.H. Grijpstra

2008

80 pagina’s

Door de toenemende economische dynamiek zullen individuele organisaties steeds vaker te maken krijgen met schommelingen in de werkgelegenheid. De baan voor het leven is al lang niet meer het uitgangspunt en baanzekerheid wordt steeds minder vanzelfsprekend.

De Nederlandse arbeidsmobiliteit is relatief hoog: gemiddeld wisselde tussen 2000 en 2002 33% van alle werknemers minstens eenmaal van baan of functie. In 25% van deze gevallen betrof dit een gedwongen wisseling (bron: Arbeidsmobiliteit in goede banen; SCP, 2005). Deze percentages zullen in de toekomst naar verwachting alleen maar verder toenemen.

Er zijn goede redenen om gedwongen mobiliteit die leidt tot uitstroom uit het arbeidsproces zo veel mogelijk te beperken:

Voor de werknemer: uitstroom uit het arbeidsproces gaat gepaard met verlies aan inkomsten, eigenwaarde en kansen om later weer werk te vinden.

Voor de werkgever: gedwongen uitstroom uit het arbeidsproces leidt vaak tot instroom in de WW. Deze instroom verhoogt de sectorale WW-premies en heeft een negatieve invloed op het imago en de interne sfeer.

Voor de sector: sectorspecifieke kennis en vaardigheden worden versneld afgeschreven als werknemers uit het arbeidsproces uitstromen. Deze sectorspecifieke kennis gaat nog verder verloren, als deze personen vervolgens weer doorstromen naar een betaalde baan in een andere sector.

Voor de samenleving: gedwongen uitstroom uit het arbeidsproces verhoogt de instroom in de WW en daarmee de kosten van de uitvoering van de WW.

Een manier om uitstroom uit het arbeidsproces en instroom in de WW zo veel mogelijk te voorkomen is door de inzetbaarheid van werknemers te verhogen. De werkloosheidsrisico’s worden hierdoor verkleind nog voordat er sprake is van een werkloosheidsdreiging. Beleid dat zich hierop richt heet ook wel preventief vanwerk-naar-werk beleid. Ook als er al wel sprake is van een werkloosheidsdreiging, kan er nog steeds beleid ontwikkeld worden om instroom in de WW te voorkomen. In dat geval wordt gesproken over curatief van-werk-naar-werk beleid. Dergelijk beleid is erop gericht om werknemers die met werkloosheid bedreigd worden, te helpen bij het vinden van een nieuwe baan.

De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) heeft in 2007 van-werk-naar-werk beleid hoog op de agenda gezet. Het voorliggende onderzoek is door de RWI uitgezet om inzicht te geven in het curatieve van-werk-naar-werk beleid, zoals dat sinds 2004 wordt toegepast om ervoor te zorgen dat met werkloosheid bedreigde werknemers een baan blijven houden, en dus niet in een uitkeringssituatie terechtkomen. In het vervolg van dit rapport wordt dit beleid kortweg aangeduid als VWNW-beleid. Het achterliggende onderzoek is uitgevoerd door EIM, Consult en Research voor Beleid.

In dit onderzoek komen eerst de VWNW-activiteiten aan de orde waarover werkgevers en werknemers in sociale plannen afspraken hebben gemaakt. Hoofdstuk 3 bevat de uitkomsten van een analyse van sociale plannen die sinds 2004 zijn ingegaan en de VWNW-activiteiten die daarin zijn opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens op basis van casestudies beschreven hoe de sociale plannen en de daarin opgenomen VWNW-activiteiten in de praktijk worden toegepast en hoe ze uitwerken. Hierbij worden ook de succes- en faalfactoren benoemd. Daarnaast besteedt dit hoofdstuk aandacht aan VWNW-activiteiten in het MKB. Kleine en middelgrote bedrijven gaan niet snel over tot het opstellen van een sociaal plan. Hierdoor is het relevant om na te gaan wat voor andere mogelijk-heden deze kleine bedrijven hebben om VWNW-activiteiten te ondernemen.

Het onderzoek heeft betrekking op alle werkgevers en werknemers in Nederland, of het nu bedrijven uit het MKB betreft, grote bedrijven of overheidsorganisaties. Voor de daadwerkelijke uitvoering van VWNW-activiteiten kunnen deze werkgevers en werknemers diverse partijen inschakelen. Dit kunnen zowel publieke partijen zijn (met name CWI en UWV) als marktpartijen (zoals outplacementbureaus

en uitzendbureaus). In hoofdstuk 5 wordt de positie en rol van publieke en marktpartijen geschetst. Hoofdstuk 6 gaat vervolgens in op het achterliggende VWNW-beleid van de verschillende relevante partijen: de overheid, sociale partners, publieke uitvoerders (CWI en UWV) en marktpartijen. Dit hoofdstuk besteedt daarnaast aandacht aan twee specifieke groepen werkgevers. De eerste groep zijn private sectoren en branches en sociale partners daarbinnen. De tweede groep zijn overheidsorganisaties. De overheid heeft in verschillende opzichten een bijzondere positie als werkgever. Hierom wordt ook specifieke aandacht aan de overheid als werkgever besteed.

Zie de bijlagen voor de publicatie Werk op Maat (2008) van het RWI.

Keywords: inzetbaarheid, overheid & sociale partners