OESO-rapport over Innovatiebeleid: Nederland 2014

2014 – Het OESO-rapport van het  Nederlandsche Innovatiebeleid maakt deel uit van een reeks van OESO landenstudies over innovatiebeleid. Het werd uitgevoerd op verzoek van de Nederlandse autoriteiten, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en werd uitgevoerd door de OESO-directoraat voor Wetenschap, Technologie en Bedrijfsleven (Directorate for Science, Technology and Industry DSTI) onder auspiciën van het Comite voor Wetenschap en Technologiebeleid (Committee for Scientific and Technological Policy CSTP). 

Doel
Het doel van dit onderzoek is om een beter inzicht te krijgen in de  belangrijkste elementen, relaties en dynamiek die het Nederlandse innovatiesysteem voortstuwen en de mogelijkheden om het te verbeteren door middel van overheidsbeleid.

Methode
Dit rapport werd opgesteld door een groep van OESO-medewerkers en consultants uit diverse landen die met de OESO verbonden zijn. De beoordeling is gebaseerd op de resultaten van een serie interviews met de belangrijkste stakeholders van het Nederlandse innovatiesysteem en een achtergrondrapport dat in opdracht van de Nederlandse overheid werd opgesteld. Dit achtergrond rapport is opgesteld door TNO (Strategy & Policy, S&P). Daarnaast hebben de Nederlandse Ministeries van Economische Zaken en van Onderwijs Cultuur en Wetenschap een werkdocument  ingebracht. 

Enkele  evaluaties en aanbevelingen
Stimuleer  innovatie om de economische en maatschappelijke uitdagingen aan te gaan
Nederland heeft een van de meest geavanceerde economieën in de wereld. Maar er is behoefte aan een productiviteitsgroei en aan meer export naar de groeiende nieuwe markten. Daarom is innovatie  een sleutel tot groei en verbetering van de concurrentiepositie in de toekomst.
Door de hoge kwaliteit van de human resources en de uitstekende universiteiten, bevindt Nederland zich in een goede positie. Verdere verbeteringen in het innovatiebeleid en innovatie-prestaties kunnen helpen om de ambitie te realiseren dat Nederland een plaats inneemt  in de top vijf van kenniseconomieën wereldwijd.

Verhoog de voordelen van de topsectoren aanpak
De nieuwe topsectorenaanpak op basis van publiek-private samenwerking is zeer geschikt om afstemming van strategieën en bundeling van middelen te bereiken. Echter, de gevolgen kunnen worden versterkt door te zorgen voor een sterkere vertegenwoordiging van kleinere en ondernemende bedrijven, en door de overdracht van waardevolle ervaring en lessen in beleid naar andere sectoren.

Versterk  de faciliteiten voor het bedrijfsleven voor innovatie van wereldklasse
Het Nederlandse bedrijfsleven als geheel investeert minder in R&D dan het bedrijfsleven in andere landen doet. Het is belangrijk om de basis voor innovatie te verbreden en bedrijven te interesseren uit sectoren die relatief weinig samenwerken met kennisinstituten en weinig R&D uitvoeren.
Als het systeem van fiscale faciliteiten voor R&D zou worden uitgebreid met instrumenten die directe ondersteuning geven (bijvoorbeeld voor gezamenlijke R&D-projecten met kennisinstellingen) zou het beter geschikt zijn voor de langere termijn en voor ambitieuzere innovatieprojecten  en het zou ook voldoen  aan de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen met  liquiditeitsproblemen.
Verbetering van de voorwaarden voor experimenteren door jonge bedrijven, is belangrijk en omvat een verdere verbetering van de product marktregulering, bijvoorbeeld ten aanzien van licenties en vergunningen; verbeterde arbeidsmarktregelgeving, met name de regels ten aanzien van vaste contracten; en sterkere financiering voor innoverende bedrijven.

Handhaaf publiek onderzoek van wereldklasse, met name op universiteiten
De overheid moet hoogwaardig onderzoek dat uitgevoerd wordt in de publieke sector, blijven stimuleren. Het gaat hierbij om het behoud van gezonde geldstromen voor fundamenteel onderzoek.
De veranderingen in de financiering voor universiteiten en instituten voor toegepast onderzoek (PRI’s) verbeteren  weliswaar  de banden met de industrie. Maar ze dragen ook risico’s in zich: universiteiten en PRI’s hebben basisfinanciering nodig om een gezonde kennisbasis te behouden en om hun primaire rol te vervullen in het afleveren van mensen met vakkennis  en van publieke goederen. De overheid moet een evenwicht vinden en voorkomen dat er te veel in de basisfinanciering wordt gesneden.

Verbeter valorisatie en vakkennis
De sterke focus van de Nederlandse overheid op de commercialisering is welkom, maar mag niet afleiden van de andere belangrijke bijdragen die universitair onderzoek levert aan de economie, met name door de ontwikkeling van vakkennis en -vaardigheden die de gehele economie ten goede komen.
Coördinatie in de Human Capital Agenda’s van de topsectoren en de Technology Pact zou kunnen helpen om beter  in te spelen op vraag naar bèta’s op de arbeidsmarkt.
Versterking van de onderzoekscapaciteit van de Hogescholen zou nu op het juiste moment komen.  Immers zij kunnen de kloof overbruggen tussen bedrijven met weinig of geen ervaring in innoveren enerzijds en onderzoek van wereldklasse aan universiteiten en instituten voor toegepast onderzoek anderzijds. Dit zal een hogere overheidsinvestering in de onderzoekscapaciteit van de Hogescholen vereisen en de versterking van de banden tussen de ontluikende onderzoeksactiviteiten en de bestaande onderwijsprogramma’s.

Referentie
OECD (2014), OECD Reviews of Innovation Policy: Netherlands 2014, OECD Publishing. https://dx.doi.org/10.1787/9789264213159-en.

Een pdf. van het volledige rapport is bijgevoegd.

Thema: Innovatie & Innovatiekracht
Sector: n.v.t.
Bron: Rapport