Macht werkenden nodig om disruptieve innovatie te beteugelen

2016 – In een bijdrage in twee delen in het Vlaamse tijdschrift De Gids betoogt Prof. Steven Dhondt dat de ‘Macht (van) werkenden nodig (is) om disruptieve innovatie te beteugelen’.
Dhondt spreekt van ‘disruptieve’ innovatie omdat veel vormen van innovatie ertoe kunnen leiden dat veel goed werk verloren gaat.

Deel I
Sinds 2000 en vooral sinds 2008 is de ‘deal’ tussen ondernemer en werkende aan het verschuiven. De deal of de geïnstitutionaliseerde afspraak was dat de ondernemer het risico van de onderneming en de ontwikkeling daarvan neemt en zich een groter deel van de opbrengst mag toeeigenen en de werknemer zekerheid van werk en inkomen en een gestage groei in zijn of haar inkomen met de ontwikkeling van de onderneming. Met flexibele arbeid, intrapreneurship, ZZP-schap en eigen verantwoordelijkheid voor scholing en ontwikkeling (employability) wordt het risico van de onderneming steeds meer op werknemers afgewenteld zonder dat daar een groter deel van de meeropbrengst tegenover staat. Integendeel: bij succes kun je je baan verliezen.
Dat houdt ook verband met ‘Het nieuwe ondernemen’ dat Dhondt beschrijft als een ‘verschuiving van de macht over de activa naar greep krijgen op de vernieuwingscapaciteit’.
De vraag die vanuit werknemersperspectief opkomt is: hoe moet je je hiertoe verhouden?

Deel II
Werkenden zijn de belangrijkste stakeholders bij innovatie. Daarom moet bedacht worden hoe zij bij het nieuwe ondernemen effectief invloed kunnen uitoefenen op het innovatieproces en delen in de opbrengsten.
Het werkersbelang moet een plaats krijgen in het innovatieproces op bedrijfsniveau, op werkplekniveau en op het niveau buiten het bedrijf.
De huidige informatierechten van de OR bij grote investeringen schieten te kort. De OR zou geïnformeerd moeten worden over het integrale innovatiebeleid. Dat wil zeggen: inclusief marketingmethodes, R&D, Informatietechnologie, organisatieconcepten. En ze moeten zeggenschap hierover, over het investeringsniveau (ter voorkoming van onder-investeringen, bijvoorbeeld door private investeringsfondsen die andere belangen hebben dan het voortbestaan van deze onderneming) en over de verdeling van de opbrengst krijgen. Dit vergt overigens ook meer kennis van werkenden en hun vertegenwoordigers en andere hiërarchische verhoudingen in het bedrijf.
Betrokkenheid bij innovatieprocessen op werkplekniveau is so wie so een voorwaarde voor succes van innovatie, dus het is in ieders belang om daarvoor technieken te ontwikkelen.
Op macro-niveau stelt Dhondt dat de vraag moet worden gesteld: hoe worden de productiviteitswinsten die het gevolg zijn van publieke investeringen in innovatie, verdeeld? Ondanks ideologieën over ‘triple of quadruple helix samenwerking tussen stakeholders’ of ‘samenwerking in ecosystemen’ is innovatie vooral een speeltje van werkgevers, wetenschappers en administraties, stelt hij. Hij ziet hier ook een rol voor OR-en van technologische instituten.

De conclusie is dat het nodig is beleid en instrumenten te ontwikkelen om participatie van de belangrijkste stakeholders: de werkenden in het brede innovatieproces mogelijk te maken.

Referentie
Dhondt, Steven. ‘Macht werkenden nodig om disruptieve innovatie te beteugelen’.
Deel I. In: De Gids, April 2016, pp 11 – 16
Deel II. In: De Gids, Juni 2016, pp 10 – 15.
De artikelen zijn als bijlage toegevoegd.