Leren en innoveren in ondernemingen

2012 – Dit rapport dat is opgesteld door het Europees Centrum voor de Ontwikkeling van Beroepsopleidingen (CEDEFOP), gaat over innovatie en leren in ondernemingen en instellingen en onderzoekt het effect van beroepsopleiding en training (Vocational Education and Training, VET) en van een arbeidsorganisatie met uitdagend werk op de ontwikkeling van de innovatiekracht van een onderneming. De studie betreft de EU-27 en Noorwegen. Voorts geeft zij een overzicht van relevante programma’s in de EU landen en analyseert de impact van publiek gefinancierde innovatieprogramma’s op de innovatiekracht van organisaties.

Belangrijkste onderzoeksvragen
De volgende vraagstukken komen onder andere aan bod. Wat zijn de verbanden tussen arbeidsorganisatie, leren in het werk, training en innovatie? Hoe kunnen er arbeidssituaties ontwikkeld worden die leermogelijkheden bieden en tot innovatie leiden? Wat voor soort programma’s worden gebruikt om de innovatiekracht van organisaties in Europa te stimuleren?

Enkele resultaten
De eerste set van resultaten betreft de impact van arbeidsorganisatie en leren op innovatie. Er blijkt een significant positieve correlatie tussen arbeidsorganisatievormen met uitdagend werk en innovatie (‘innovation performance’), althans op landelijk niveau. De complexiteit van de functies (‘task complexity) blijkt een sterker effect op innovatie te hebben dan andere kenmerken van uitdagend werk, zoals de autonomie van werknemers.

De tweede set van resultaten betreft de effecten van publiek gefinancierde programma’s gericht op de verbetering van de innovatiekracht van organisaties. In totaal werden 1030 van dergelijke programma’s gevonden in de EU-27 en Noorwegen. In deze studie zijn deze programma’s geclusterd langs de lijn van investeringen in ofwel human capital (kennis, vaardigheden, competenties) of in organisatie structuren en processen met een focus op de arbeidssituatie dan wel op het organisatieniveau, of in relationeel kapitaal (netwerken) of direct in R&D&I, of in combinaties. Vijf clusters ontstaan zo. (Nederland wordt geplaatst in het eerste cluster: ‘cooperative R&D&I cluster’. Het zijn landen met de meeste R&D&I programma’s en programma’s gericht op de structuren en processen met een focus op de arbeidssituatie. Andere landen in de cluster zijn bijvoorbeeld Denemarken, Finland en Duitsland.)

Daarnaast zijn er telefonische interviews gehouden met programmamanagers en projectleiders en werden 10 casestudies verricht (deze zijn uitgebreid beschreven in een bijlage van het rapport). De analyse van deze kwalitatieve data laat zien dat de programma’s zijn gericht op en impact  hebben op: menselijk, structureel organisatorisch en relationeel ‘kapitaal’, precies waarvoor zij bedoeld zijn.

Interessant is het te constateren dat van programma’s die exclusief gericht zijn op MKB ondernemingen zowel de verwachte als de feitelijke effecten groter zijn dan die van andere niet op MKB gerichte programma’s.

Enkele aanbevelingen
De resultaten leiden tot een aantal beleidsaanbevelingen waaronder:

  • In de innovatie-rapportagesystemen dienen indicatoren met betrekking tot leren en tot leren uitdagend werk opgenomen te worden.
  • Er moeten meer op de arbeidssituatie gerichte programma’s ontwikkeld en geïmplementeerd worden; zij moeten het bewustzijn vergroten en de aandacht richten op het belang voor innovatie van arbeidsorganisaties met uitdagend werk en leren op het werk. Dit bewustzijn lijkt in veel Europese landen te ontbreken.
  • De betrokkenheid van de sociale partners, professionele, bedrijfstak en andere intermediaire organisaties dient te worden vergroot en ontwikkeld in alle programma’s.

Referentie: CEDEFOP, Learning and innovation in enterprises. Luxembourg: Publications Office of the European Union, 2012. Research Paper No.27. (Zie bijlage)

Thema’s: Innovatie & Innovatievermogen; flexibel organiseren, talentontwikkeling

Bron: Onderzoeksrapport