Is sociale innovatie genoeg ingeburgerd?

2011 – Niet de technologie, maar de mens als middelpunt van vernieuwing. Dat is de gedachte achter sociale innovatie, gepromoot door onder meer het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI). Vijf jaar na de oprichting van het centrum wordt de subsidie afgebouwd. Tijd om de balans op te maken. Hoort sociale innovatie er gewoon bij?

NCSI als aanjager
Een van de aanjagers van sociale innovatie in ons land is het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI). Dit kenniscentrum bestaat sinds 2006. De sociale partners, universiteiten en kenniscentrum TNO trekken de kar, met financiële steun van de overheid en het bedrijfsleven. Het NCSI ondersteunt experimenten bij bedrijven en verzamelt kennis over sociale innovatie. Deze zomer werd bekend dat het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de laatste subsidie gaat verstrekken. NCSI-directeur Ton de Korte: ‘Zeker is dat het NCSI medio 2012 zal ophouden te bestaan in zijn huidige vorm. Maar het zou wel kunnen zijn dat we verder gaan als discussieplatform en denktank.’ Met de laatste subsidiegelden gaat het NCSI een slotcongres financieren. ‘Daarnaast zou het mooi zijn als onze kennisbank, met daarin talloze praktijkcases, op de een of andere manier toegankelijk blijft.’ De Korte accepteert de feiten zoals ze zijn. ‘We wisten van meet af aan dat het een tijdelijk project zou zijn. De overheid heeft geïnvesteerd in sociale innovatie, straks moeten bedrijven en instellingen het zelf doen.’ 

Veel bereikt
Het NCSI heeft de afgelopen vijf jaar veel bereikt, aldus De Korte. Honderden bedrijven hebben een speciale subsidie voor sociale innovatie uit het Europees Sociaal Fonds gekregen; het aantal aanvragen was een veelvoud daarvan. Sociale innovatie heeft een plaats gekregen in cao-afspraken. De leergangen en seminars van het NCSI worden druk bezocht. Er zijn lectoraten aan hogescholen ingesteld die vaak de spil zijn van regionale kenniscentra. En universiteiten en TNO voeren meerjarige onderzoeksprogramma’s uit. ‘In 2006 was het begrip sociale innovatie nog nauwelijks bekend, nu heeft het inhoud en betekenis. Als het NCSI stopt, zal de aandacht voor sociale innovatie blijven.’

Frank Pot, hoogleraar Sociale Innovatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, ziet nog wel een risico dat bedrijven zonder ondersteuning minder ver komen met sociale-innovatieprojecten. ‘Stel dat een bedrijf individuele afspraken wil maken over wat het van zijn mensen verwacht en over wat de medewerkers mogen verwachten aan ontwikkelingsmogelijkheden. Dat is geen kleinigheid, want noch baas, noch medewerkers hebben ooit geleerd hoe je zo’n gesprek voert. Laat staan wat voor soort afspraken je kunt maken en hoe je die moet borgen.’ Ondanks de goede resultaten van het NCSI is Nederland er nog niet, stellen De Korte en Pot allebei. De Korte: ‘Er zijn nog steeds bedrijven waaraan de sociale innovatie geheel voorbijgaat. Er valt dus nog genoeg te doen.’ Pot: ‘Ondernemers die moeten vechten om hun hoofd boven water te houden, zijn niet geneigd om er veel aandacht aan te besteden. Terwijl sociale innovatie juist dan getuigt van visie.’

Naast de afbouw van het NCSI wordt in het artikel ook stilgestaan bij het rendement van sociale innovatie, er worden redenen benoemd om er mee aan de slag te gaan en ten slotte worden twee inspirerende voorbeelden kort beschreven, namelijk ‘Het nieuwe werken bij SNS Reaal’ en ‘het continu verbeteren bij Nissan’.  

Verwijzing
Het volledige artikel: Is sociale innovatie genoeg ingeburgerd?, gepubliceerd in het SER-magazine van september 2011, is opgenomen als bijlage. 

Keyword: sociale innovatie