Innovatie- en Organisatiestructuur, ontwikkeling en test functiemodel

2012 – Innovatie- en OrganisatieStructuur, Ontwikkeling en test van een functiemodel voor structuuronderzoek en -diagnose

Dit promotieonderzoek heeft een systeemkundig functiemodel (Model van de Innovatie- en Innovatiestructuur, MIOS) voor organisaties opgeleverd dat een lacune in de moderne sociotechniek opvult. Het bevat twaalf functies en hun relaties en die zijn op grond van de onderliggende modellen ‘noodzakelijk en voldoende’, waardoor het model normatief van aard is. Dat betekent dat wanneer men in een organisatie deze functies toedeelt en de onderlinge afstemming regelt deze organisatie levensvatbaar is en blijft. Dit geldt uiteraard onder de conditie dat mensen ze goed vervullen.

Achtergrond en karakter van het model
De moderne sociotechniek (MST), de structuurontwerpbenadering waaraan dit onderzoek een bijdrage levert, stelt dat een organisatiestructuur bestaat uit de productie- en de besturingsstructuur. De besturingsstructuur bestaat uit drie lagen, die operationeel regelen, inrichtingsregelen en strategisch regelen. In de MST moet inrichtingsregelen zorgen voor product-/dienst- en procesontwikkeling en is synoniem met innoveren. Het ontwikkelde functiemodel brengt de gehele organisatiestructuur in beeld, maar het accent ligt op de innovatiestructuur daarbinnen. Het model is een aanvulling op de MST omdat het functies nader differentieert die nodig zijn voor innoveren.

Model voor onderzoek en praktijk diagnose
Het ontwikkelde functiemodel is normatief en aan te duiden als een Model van de Innovatie- en OrganisatieStructuur, afgekort tot ‘het MIOS’. Het MIOS is bedoeld voor twee toepassingen: onderzoek en praktijk. Ten eerste is het bedoeld als gereedschap om onderzoek naar organisatiestructuren mee te doen, waarvoor het een raamwerk biedt om systematische beschrijvingen van structuren te maken en die te kunnen vergelijken. Bij het vergelijken moeten dan kenmerken van effectieve en efficiënte structuren naar voren komen, in het bijzonder van de daarin besloten innovatiestructuren. Die kenmerken zullen dan te zijner tijd omgezet kunnen worden in concretere ontwerprichtlijnen voor de innovatiestructuur die de moderne sociotechniek niet biedt, een lacune volgens De Sitter (1994:402/3). Een andere on­derzoekstoepassing ligt op het gebied van innovatiemanagement. Het model lijkt bruikbaar als kapstok om inzichten uit dat vakgebied te integreren, die veelal op het niveau van projecten liggen of betrekking hebben op subsystemen die op innovatie gerichte deelprocessen uitvoeren (o.a. productontwikkeling, procesinnovatie of onderzoek).
Ten tweede is het functiemodel dankzij het normatieve karakter praktisch toepasbaar als diagnosehulpmiddel om organisatiestructuren mee te beoordelen, zowel bestaande als herontwerpen daarvoor. Wanneer een ‘noodzakelijke’ functie uit het MIOS of een relatie tussen functies niet formeel is toebedeeld in een structuur en evenmin informeel vervuld wordt, dan levert die structuur de organisatie naar alle waarschijn­lijkheid problemen op. Een herontwerp met dergelijke tekortkomingen kan men dan aanpassen voordat het problemen kan veroorzaken.

Test in vijf bedrijven
Het functiemodel is voor beide toepassingen getest in vijf innovatieve Nederlandse industriële bedrijven met tussen de 100 en 580 medewerkers. Op basis van een ken­nismakingsgesprek, diverse (web-)documenten en een beperkt aantal interviews (per bedrijf gemiddeld zes) is een karakterisering van elk bedrijf gegeven en aan de hand van het MIOS is de organisatiestructuur systematisch beschreven. Die beschrijvingen vormden de basis voor het vergelijken van de structuren en voor het diagnosticeren ervan. Dat gebeurde efficiënt in die zin dat de hoeveelheid onderzoekstijd per organisatie(structuur) beperkt bleef. Dat geldt zowel voor de tijd die een organisatie vrij moest maken voor de kennismaking en de interviews (dataverzameling), als voor de tijd die de gebruiker (adviseur of onderzoeker) daarna nog nodig had om de verzamelde gegevens uit te werken tot een beschrijving en een daarop gebaseerde diagnose. De respondenten begrepen het MIOS zonder veel toelichting en dat bevorderde de communicatie met de onderzoeker. Evenals de voorafgaand aan de test geraadpleegde deskundigen achten ze het model compleet.

Het MIOS bleek in de test bruikbaar voor beide beoogde toepassingen. Voor (socio­technische) ontwerpers van organisatiestructuren heeft dit onderzoek een direct bruikbaar resultaat in de vorm van een hulpmiddel voor structuurdiagnose. Onderzoekers, zeker diegenen die in de sociotechnische traditie werken, kunnen het MIOS gaan gebruiken om het meervoudig casevergelijkend onderzoek te doen waaruit de concrete ontwerprichtlijnen voor de innovatiestructuur kunnen voortkomen die de Moderne Sociotechniek nog ontbeert.

Verwijzingen
Lekkerkerk, L.J. (2012) Innovatie- en OrganisatieStructuur. Ontwikkeling en test van een functiemodel voor structuuronderzoek en –diagnose. Proefschrift, Radboud Universiteit Nijmegen. (bijlage pdf.)

Lekkerkerk, L.J. & Dankbaar, B. Innovatiestructuren beschrijven, beoordelen en ontwerpen. In MO nummer 12, maart/april 2012, 41 – 58.

Thema’s:Innovatie & Innovatievermogen, Monitoring & Evaluatie