Depreciatie van menselijk kapitaal

2011 – Het menselijk kapitaal van werknemers is in een kenniseconomie van grote waarde maar kan snel verouderen bij onvoldoende benutting van vaardigheden. Dit rapport gaat in op de ontwikkeling en waarde van menselijk kapitaal gedurende iemands levensloop inclusief het effect van werkloosheid en inactiviteit door zorgtaken. Onderzoek naar de waardevermindering van menselijk kapitaal gebruikt doorgaans loongegevens of de arbeidsparticipatiekans als indicator. Dit onderzoek maakt ook gebruik van testen van iemands basisvaardigheden op gebied van taal, tekstbegrip en rekenen (de ‘functionele geletterdheid’), geheugentesten en de subjectieve inschatting van de eigen kennisontwikkeling. De contributie van dit rapport betreft het bieden van een innovatieve aanvulling op de literatuur waarbij het effect van economische inactiviteit op de waarde van het menselijk kapitaal wordt geanalyseerd met data van de gehele werknemerslevensloop. Dit biedt de mogelijkheid om de lange termijn effecten in kaart te brengen gedifferentieerd naar werknemerscohorten. Het effect van werkloosheid wordt op de waarde van het menselijk kapitaal onderzocht aan de hand van nieuwe data van het CBS die betrekking hebben op mensen die werkloos zijn geworden door massaontslag of faillissement. De onderzoeksvragen luiden als volgt:

1 Hoe ontwikkelt de waarde van het menselijk kapitaal zich over de levensloop?

2 In welke mate daalt het menselijk kapitaal in waarde in perioden van inactiviteit door de zorg voor kinderen?

3 In welke mate daalt het menselijk kapitaal in waarde in perioden van werkloosheid?

4 In welke mate verschilt de depreciatie van menselijk kapitaal op de arbeidsmarkt tussen verschillende groepen?

Op basis van de analyses rond functionele geletterdheid wordt geconcludeerd dat menselijk kapitaal deels deprecieert over de levensloop zonder grote verschillen naar geslacht. De depreciatievoet van menselijk kapitaal blijkt ook niet te verschillen tussen gemengde, mannen- en vrouwenberoepen. Echter hebben laag opgeleiden, met een gemiddeld lager niveau van geletterdheid, minder last van depreciatie dan middelbaar en hoogopgeleiden. Hierbij neemt de cognitie af op oudere leeftijd wat wordt versterkt bij arbeidsproces uittrede. De kennisontwikkeling bij een stijgende leeftijd neemt minder snel toe waarbij de toename van het kennisniveau van werkenden steeds kleiner wordt, maar nooit negatief. Wat opvalt, is dat de kennis van werkenden die de afgelopen twee jaar cursussen hebben gevolgd significant minder snel deprecieert Inactiviteit door de zorg voor kinderen en werkloosheid kunnen resulteren in depre­ciatie van menselijk kapitaal omdat in de niet gewerkte periode het menselijk kapitaal vaak voor een groot deel onbenut blijft. Dit kan resulteren in een lagere arbeidsparticipatie, lager beroepsniveau of een lager loon waarbij sprake is van een negatieve duurafhan­kelijkheid tussen de periode van inactiviteit en de kans op participatie. Dit negatieve effect wordt echter gecompenseerd door de opgebouwde arbeidsmarktervaring voor de loopbaanonderbreking. Dit is beleidsmatig interessant, omdat het betekent dat de kennis en vaardigheden die opgedaan zijn voor de loopbaanonderbreking niet volledig verloren gaan indien vrouwen zich voor een al dan niet langere tijd terugtrekken uit betaalde arbeid om voor de kinderen te zorgen. In de analyse van het effect van werkloosheid op de waarde van het menselijk kapi­taal is de focus gelegd op bedrijfseconomisch ontslag omdat de kans op werkloosheid in het algemeen selectief is, maar een minder belang­rijke rol speelt bij bedrijfseconomisch ontslag. Er wordt onderscheid gemaakt in drie vormen van bedrijfs­economisch ontslag: ontslag via UWV, faillissementen en collectieve uitstroom. Vooral UWV ontslagen zijn wat hun achtergrondkenmerken betreft zeer vergelijkbaar met niet-ontslagenen. Dit suggereert dat selectiviteit in werkloosheid vooral voor de deze groep geen grote rol speelt. De analyses laten zien dat de drie groepen ontslagwerklozen in de jaren na ontslag een kleinere participatiekans hebben vergeleken met niet-ontslagenen. Bovendien laten econometrische analyses zien dat ontslag via UWV of als gevolg van een faillissement significante negatieve gevolgen heeft voor het loon dat iemand na het ontslag verdient. Voor de collectief ontsla­genen die weer werk vinden wordt echter een positief looneffect gevonden.

Verwijzing:  Fouarge, D.,  Grip,  A. de (2011)  Depreciatie van menselijk kapitaal.  Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt School of Business and Economics.