Slimmer werken in de industrie

2015 – ‘Slimmer werken in de industrie’ is een artikel van Frank Pot in  een themanummer van Holland Management Review (HMR) over Industrie 4.0.
Robotisering, digitalisering en ‘het internet der dingen’ trekken de aandacht. Technologie is fascinerend. Gemakkelijk wordt vergeten dat veel automatiserings- en ICT-projecten mislukten of suboptimaal bleven doordat de organisatie niet op orde was gebracht en er onvoldoende gebruik werd gemaakt van de competenties van de medewerkers. Sociale innovatie ontbrak.
In het artikel komen aan de orde: definities van slimmer werken en sociale innovatie, de integratie van technologische en sociale innovatie, ondersteunende theorieën en de resultaten van empirisch onderzoek. Het wordt hieronder kort samengevat.

Definities: van slimmer werken tot ‘ecosysteem voor sociale innovatie’
Sociale innovatie of slimmer werken is het slimmer combineren van Technologie, Organisatie en Personeel. In het proces van sociale innovatie worden de strategische kennis van het management en de vakkennis van de medewerkers (en eventueel expertkennis van consultants) met elkaar verbonden.
Sociale innovatie kan soms een bredere betekenis hebben. Dan vallen ook nieuwe verdienmodellen en nieuwe marktbenaderingen eronder, alsmede samenwerking in de keten of ‘open innovatie’.
En een nog wat breder begrip is het ‘sociale innovatie ecosysteem’. Dat wordt als volgt beschreven: ‘Zowel binnen arbeidsorganisaties als binnen regio’s wordt maatschappelijke waarde gecreëerd door samenwerking van stakeholders die hun kennis, vaardigheden, attitude en emotie bundelen en nieuwe business modellen (of marktconcepten) ontwikkelen.’

Integratie van technologische en sociale innovatie
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw maakt men zowel in de wetenschap als in de praktijk een koppeling tussen innovatie en organisatieontwikkeling, personeelsbeleid en kwaliteit van de arbeid.

Theoretische onderbouwing: voordelen voor mens en organisatie
De Sitter, een bekende Nederlandse bedrijfskundige, betoogde in zijn theorie van de Moderne Sociotechniek dat en hoe tegelijkertijd positieve resultaten voor mens en bedrijf konden worden behaald. Dat kon tot op functieniveau worden uitgewerkt met behulp van het ‘job-demand-control model’ van de Amerikaanse socioloog Karasek.
In de economische wetenschap is stilaan de overtuiging ontstaan dat  investeringen in immateriële activa (of ‘knowledge based capital’) minstens zo belangrijk zijn voor groei als in materiele (machines, robots etc.). Dit sluit aan bij stromingen binnen het strategisch management die eind jaren tachtig opkwamen: ‘Resource Based View’ (RBV) en de noodzaak van het ontwikkelen van  ‘Dynamic Capabilities’.

Onderzoek: investeren in sociale innovatie loont
Pot bespreekt drie onderzoeken die laten zien dat investeren in sociale innovatie loont: de onderzoeken van respectievelijk: EIM, TNO en NSI.
Het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) heeft – in opdracht van het toenmalige Innovatieplatform – bij 650 bedrijven met 5-250 medewerkers een telefonische enquête afgenomen. Een onderzoeksuitkomst is dat sociale innovatie in het MKB correleert met ondernemingsprestaties en ook samengaat met meer werkgelegenheid.
In onderzoek van TNO, de tweejaarlijkse Werkgevers Enquête Arbeid (WEA), worden de volgende vier factoren van sociale innovatie gemeten: strategische oriëntatie, flexibel werken, slimmer organiseren en product-marktverbetering. Deze factoren hangen alle vier statistisch significant samen met een verbeterde organisatieprestatie. Ook op autonomie, teamwerk met beslissingsbevoegdheden, talentbenutting en werkoverleg zijn in de sociaal innovatieve bedrijven verbeteringen te zien.
De Sociale Innovatie Monitor Limburg (uitgevoerd door het Network Social Innovation (NSI) van de Universiteit van Maastricht en in samenwerking met de Limburgse Werkgevers Vereniging (LWV) wordt  elk jaar afgenomen bij Limburgse bedrijven.  De meting voor 2014 van de monitor (141 organisaties) levert de volgende bevindingen op: sociale innovatie loont, maar vooral op het gebied van interne veranderingssnelheid kunnen veel organisaties in Limburg zich nog verbeteren. Het sociale innovatievermogen is het grootst in de niet-commerciële dienstverlening en het laagst in de industrie en er zijn wel verbeteringen te zien op het vlak van de kwaliteit van de arbeid: taakverrijking, autonomie, persoonlijke ontwikkeling.

Perspectief
In de Actieagenda van het FME-initiatief ‘Smart Industry’ (november 2014) zijn dan ook acties opgenomen over ‘Human capital development binnen bedrijven’ en ‘Sociale innovatie’.

Referentie
Frank Pot, ‘Slimmer werken in de industrie’, in Holland Management Review. nr 161, jaargang 32, juni 2015 (www.hmr.nl ). Dit artikel is opgenomen als bijlage.
Dit themanummer van HMR over de Industrie 4.0 bevat nog enkele andere artikelen die raken aan sociale innovatie. Dat zijn: 
Arnoud Muizer, ‘Bouwen aan de maakindustrie met knowledge-based capital’.
Ben Dankbaar, ‘Smart Industry – Kans, uitdaging of de zoveelste hype?’
Andries de Grip &  Ruud Gerards, ‘Human capital is de motor van de maakindustrie (slim leren)’.

Thema: sociale innovatie, slimmer werken
Sector: Industrie
Bron: Artikel