Medezeggenschap bij de introductie van algoritmisch management
2025 – In een bijdrage in het tijdschrift TRA gaan Popma en Damen in op wat werknemers via de ondernemingsraad kunnen en zouden moeten doen om hun belangen te behartigen bij de invoering van Artificial Intelligence (AI) in hun bedrijf of instelling. Het gaat met name om de gevolgen voor de kwaliteit van de arbeid en de risico’s voor psychosociale arbeidsbelasting. Het is daarom wenselijk en wettelijk verplicht dat werknemers mee kunnen denken over het gebruik van AI-systemen op de werkvloer. De nieuwe Artificial Intelligence Act (AIA) lijkt ondernemingsraden daarbij vooralsnog weinig handvatten te bieden. De recente Verordening Artificiële Intelligentie schiet tekort op het gebied van medezeggenschap; er is slechts een meldingsplicht (art. 27 lid 7 AIA) richting werknemers dat zij worden ‘onderworpen’ aan het gebruik van het AI-systeem met een hoog risico. De term ‘onderworpen’ is veelzeggend.
Maar de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) en de Arbowet bieden wél aanknopingspunten om nieuwe technologieën in de juiste richting te sturen. Dat vergt nog wel een verdere uitwerking van de risicobeoordeling zoals bedoeld in de Arbowet en de AIA.
De mogelijkheden en rechten voor de ondernemingsraad
Het adviesrecht van de ondernemingsraad bepaalt dat bij een voorgenomen besluit ook rekening dient te worden gehouden met de mogelijke gevolgen voor de werknemers (art. 25 lid 3 WOR). Het in kaart brengen van die mogelijke gevolgen impliceert dat vooraf een risicobeoordeling dient te worden uitgevoerd. Een OR zou nooit moeten adviseren zolang de gevolgen (voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers) van het voorgenomen besluit om AI-systemen te introduceren niet helder zijn. Indien de risicobeoordeling niet voldoet aan de eisen van de OR, kan hij weigeren instemming te verlenen aan de RI&E. Dit geeft de OR een krachtig wapen in handen. Daarnaast kan de OR echter nog een aantal andere rechten in stelling brengen. In ieder geval heeft de OR, op grond art. 31 WOR, het recht om de door de leverancier ontwikkelde gebruiksaanwijzing te ontvangen, zodat hij zich zelfstandig een oordeel kan vormen over de risico’s die aan het systeem kleven. Aangezien de risicobeoordeling door de OR onderdeel zal uitmaken van het advies is er daarnaast het recht van de OR om daarbij deskundige ondersteuning in te huren (art. 22 WOR). Voorts is het wenselijk dat nieuwe systemen geleidelijk worden geïntroduceerd. Het is ook raadzaam dat ondernemingsraden afspraken maken over (regelmatige) tussentijdse evaluatie van de introductie van het systeem. Hierbij zou de OR ook een onderzoek kunnen uitzetten onder of in gesprek kunnen gaan met de achterban (art. 18 WOR). Ten slotte is het wenselijk dat de Arbeidsinspectie of de Autoriteit Persoonsgegevens duidelijke ‘guidance’ geeft voor de beoordeling van AI-systemen. De Arbeidsinspectie zal immers, net zoals zij dat doet voor andere veiligheid kritische arbeidsmiddelen, toezicht moeten houden op de veiligheids- en gezondheidsrisico’s in de praktijk bij de inzet van AI-systemen. De aandachtspunten die de arbeidsinspectie daarbij hanteert, veelal neergelegd in een interne werkinstructie, zouden ook aanknopingspunten kunnen bieden voor ondernemingsraden. Nu dergelijke guidance rond AI vooralsnog ontbreekt, zouden de criteria in de WeBA-methode de OR voorlopig handvatten kunnen bieden om de bestuurder te bevragen op de risico’s van algoritmisch management.
Referentie
Popma J.R.; Damen W.W.P.: Medezeggenschap bij de introductie van algoritmisch Management. TRA 2025/32; p.3 – 8