Levenslang Leren Enquête

2011 -In de Nederlandse kenniseconomie is veel aandacht voor de mate waarin de beroepsbevolking verder leert en het belangrijk is dat burgers en bedrijfsleven een leven lang leren serieus nemen. Dit omdat het tempo van de economische dynamiek dusdanig hoog is dat er in veel functies steeds méér en nieuwe competenties nodig zijn om deze adequaat uit te oefenen. Leren kan betrekking hebben op het volgen van formele cursussen of op (informeel) leren van collega’s en door op simpelweg nieuwe activiteiten te doen of te proberen. Een intensiever leerproces kan leiden tot een grotere accumulatie van kennis en vaardigheden en daarmee iemands duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt vergroten. Dit rapport brengt (in)formeel leren en kennisontwikkeling in Nederland in beeld op basis van drie peilingen van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) Levenslang Leren Enquête (2004, 2007 en 2010). Het monitorgedeelte van de enquête is ongewijzigd gebleven wat het mogelijk maakt om trendmatige ontwikkelingen in het leren in Nederland in kaart te brengen en factoren die leren bevorderen of belemmeren gedetailleerd te analyseren. Deze laten zien dat de kennisontwikkeling van werkenden samenhangt met formeel en informeel leren, beide zijn sterk verankerd in het werk. Ruim 50% van de werkenden heeft in de afgelopen twee jaar een voor het werk relevante cursus of training gevolgd en 28% procent van de werktijd wordt besteed aan taken waarvan men kan leren. Hoewel de trainingsparticipatie tussen 2004 en 2010 nagenoeg onveranderd is gebleven, is het percentage van de werktijd dat werkenden besteden aan taken waarvan men kan leren in diezelfde periode licht gedaald. Ongeveer 93% van de tijd die werkenden besteden aan leerzame activiteiten heeft  betrekking op het informele leren op het werk wat dus een cruciale rol speelt. Daarom is het niet verwonderlijk dat de kennisontwikkeling van werkenden tussen 2004 en 2010 niet significant is veranderd. Een opsomming van de belangrijkste bevindingen: 

  1. Scholingsdeelname door (niet) werkenden is in de periode 2004-2010 niet veranderd maar er is wel een verschuiving (door de jaren heen)  in de deelname naar geslacht, opleidingsniveau en leeftijd;
  2. De aan scholing bestede tijd is tussen 2007 en 2010 opgelopen tot gemiddeld 57 uur per cursus;
  3. Een op vijf werkenden heeft gedurende de loopbaan nog nooit een training of cursus gevolgd;
  4. Het percentage van de werktijd dat werknemers besteden aan leeractiviteiten neemt gestaag af;
  5. Formeel en informeel leren gaan hand in hand;
  6. Aspecten van het werk waarin iemand goed functioneert zijn belangrijker voor het functioneren in de huidige baan dan om goed te kunnen functioneren in een mogelijke alternatieve baan;
  7. Bij de kennisontwikkeling van werkenden is er een verschuiving van jong naar oud;
  8. Vooral mensen met organiserende en cooperatieve taken, leren veel op het werk, zowel formeel als informeel, mensen die routinewerk doen leren veel minder op hun werk;
  9. Persoonlijkheid speelt een belangrijke rol bij de mate waarin mensen formeel en informeel leren;
  10. Vooral meegaande werknemers nemen deel aan een cursus aangeboden door de werkgever; Zorgvuldige mensen zijn juist minder geneigd om op het aanbod in te gaan;
  11. De bereidheid om aan scholing deel te nemen is lager als een eigen financiële bijdrage wordt gevraagd en hoger als de training in de baas zijn tijd kan worden gevolgd;
  12. Onder werklozen en inactieven die een voucher van de overheid kunnen inzetten voor het volgen van scholing zijn vooral degenen met een sterke risico-attitude bereid de voucher te gebruiken;
  13. De scholingsbereidheid van werklozen is niet significant verschillend van die van werkenden;
  14. Bij ouder worden ervaren werkenden dat problemen vaker gemakkelijker worden opgelost;
  15. Bij veranderingen van werkzaamheden ervaart men vaak een tekort aan ervaring, maar deze veranderingen geven tegelijkertijd een impuls aan de kennisontwikkeling;
  16. 45-plussers verwachten niet vaker dan jongeren dat ze de komende vijf jaar hun baan zullen kwijtraken maar wel dat ze een kleinere kans hebben om een andere baan op een vergelijkbaar niveau te kunnen krijgen als ze op zoek zouden gaan naar een baan op vergelijkbaar niveau;
  17. Bedrijven zullen leren op het werk kunnen versterken door bij toebedeling van taken expliciet rekening te houden met de ervaring welke opgebouwd kan worden bij uitvoeren ervan.

Uit de onderzoeksresultaten worden op de ondertaande beleidsterreinen conclusies getrokken (verder uitgewerkt in het onderzoek): 

  1. Het versterken van het menselijk kapitaal van werkenden;
  2. Het vergroten van de inzetbaarheid van de niet-werkenden;
  3. Het op peil houden van het menselijk kapitaal van de 45-plussers.

Verwijzing:  Borgmans, L., Fouarge, D.,  Grip,  A. de (2011)  Een leven lang leren in Nederland.  Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt School of Business and Economics (pdf als bijlage).

Brontype: Onderzoeksrapport / artikel.

Sectorindeling: Niet specifiek te benoemen.

Thema: Duurzame inzetbaarheid, slimmer werken, talentontwikkeling.