Direct worker participation and industrial relations in workplace innovation

comparative perspectives across EU countries

2025-Het door de EU gefinancierde BroadVoice project wordt geleid door het Italiaanse onderzoeksinstituut ADAPT. De volgende landen participeren: Bulgarije, Ierland, Italië, Nederland, Slovenië, Zweden. De vraagstelling voor dit project luidt in het kort: welke strategieën inzake directe participatie hanteren de werknemersvertegenwoordigers in de diverse landen, waar ook werkgevers gebruik maken van participatiekanalen?

Het boek is het overall eindresultaat; het bevat vier hoofdstukken, elk door een ander groepje van collega’s geschreven:

  1. Direct Worker Participation for Workplace Innovation in the Manufacturing Industry across different EU-countries.
  2. The Trade Unions and Worker Representatives’ Approach to Direct Worker Participation Across Different EU -Countries.
  3. Embedding Direct Participation into Labour Representation: Enabling Conditions across European Workplaces.
  4. Direct Worker Participation and Industrial Relations in Eastern European Countries.

Enkele conclusies

  • De 14 cases in de industrie die in Hoofdstuk 1 worden besproken, laten onder andere zien dat er een positieve synergie is tussen geïntegreerde technische en organisatorische innovatie en directe participatie; maar dat resultaat is mede en in sterke mate afhankelijk van een sterk commitment van het management en van betrokken medewerkers.

Er is een complexe relatie tussen arbeidsverhoudingen en innovatie; conflicten hebben negatieve gevolgen. De ontwikkeling van de arbeidsverhoudingen zelf zijn heel moeilijk te voorspellen.

  • Hoofdstuk 2 is gebaseerd op de 6 landenstudies en gaat vooral in op de vraag hoe de vakbonden en werknemersvertegenwoordigers omgaan met directe participatie.

In het algemeen wordt directe participatie als een kans gezien om de kwaliteit van arbeid te verbeteren, de organisatie efficiënter te maken en de werknemersbetrokkenheid hoger.

Alleen in Slovenia wordt ook het risico gezien dat directe participatie de vakbonden de wind uit de zeilen neemt. Dit illustreert dat nationale historisch gevormde instituties, vakbondsstrategieën en arbeidsmarktmodellen de implementatie van directe participatie en hoe de vakbonden  daarmee omgaan, sterk zullen beïnvloeden.

Het effect en de perceptie van directe participatie hangen ook samen met de organisatiegraad. Daar waar die hoog is, wordt directe participatie met vertrouwen bekeken en als positief aanvullend op vakbondsactiviteiten gezien. In landen met een lage organisatiegraad, zoals Bulgarije, Slovenië, Ierland en Nederland zijn er zorgen dat directe participatie de invloed van bonden zal ondermijnen. Directe participatie kan hier een werkgevers-’ding’ worden en de bonden eerder brengen tot reactie dan tot pro-actie.

Duidelijke, wettelijk of contractueel vastgelegde garanties bevorderen steun en vertrouwen voor directe participatie; het ontbreken daarvan leidt tot onzekerheid en een defensieve houding bij de bonden.

Een belangrijk element in de strategie van de vakbonden is: opleiden van werknemers en vakbondsvertegenwoordigers op de gebieden technische en organisatorische vernieuwingen, arbeidsorganisatie en organisatieverandering, want dit:

  • plaatst bonden en vakbondsleden als partners en experts in plaats van als ‘remmers’ of vijanden;
  • reduceert het risico om aan de kant gezet te worden door directe participatie;
  • verbetert het begrip van complexe veranderingen zoals digitalisering of herstructurering;
  • bevordert op den duur de integratie en participatie in de bedrijfscultuur.

 

– Hoofdstuk 3 doet verslag van de 6 case-studies in vergelijking met andere cases en de landenstudies.

De belangrijkste conclusie is dat er een hoge mate van integratie in innovatieprocessen kan zijn tussen directe en vertegenwoordigende participatie – onder voorwaarden: institutionele, structurele, associatieve en culturele.

Daar waar sprake is van een historische en sterke positie van vakbonden die ook wettelijk verankerd is en een hoge organisatiegraad, wordt directe participatie gezien als positieve aanvulling op vakbondsactiviteiten.

  • Hoofdstuk 4 focust op Centraal en Oost-Europa. De ontwikkeling van directe participatie bij innovatie blijft hier achter. Positieve ‘drivers’ waren: culturele erfenissen zoals ‘arbeidszelfbestuur’ in landen van het voormalige Joegoslavië, wetgeving die directe participatie stimuleert, sterke bonden in publieke sector en industrie; subsidiepotjes uit het Europees Sociaal Fonds, veel jonge werknemers die inspraak verlangen.

Het boek sluit af met enkele beleidsaanbevelingen, zoals:

  • Moedig gezamenlijk participatief ontwerp aan,
  • Bouw vakbonds-expertise op,
  • Creëer vakbond-ondersteunende structuren, zoals het IDEAS-Instituut in Ierland,
  • Bevorder leren van elkaar tussen sectoren en landen.

 

Referentie

Vassil Kirov & Ilaria Armaroli (editors): Direct Worker Participation and Industrial relations in workplace innovation: comparative perspectives across EU countries. (2025) Broad Voice EU project.

Download het rapport via:

https://www.adaptuniversitypress.it/wp-content/uploads/2025/09/2025_broadvoice.pdf

 

Via BroadVoice – Workplace Innovation zijn ook de overige resultaten van het Broad Voice project te downloaden waaronder:

  • een Literatuurstudie (2024),
  • een Roadmap to positive change (June 2025)
  • National reports, waaronder één over Nederland door de UvA,