Concurrentievermogen van Nederlandse economie dreigt in gevaar te komen

2013 – In dit rapport worden de conclusies uit de Erasmus Concurrentie en Innovatie Monitor 2012 – 2013 van de Rotterdam School of Management samengevat. Het onderzoeksteam bestaat uit  Henk Volberda, Kevin Heij en Frans van den Bosch.

De vragenlijst is door (een vertegenwoordiger van) 540 in Nederland gevestigde bedrijven uit diverse sectoren  ingevuld.  De bedrijven vertegenwoordigen de Maakindustrie (25%), de Zakelijke dienstverlening (21%), de Bouwnijverheid (10%), de Groot- en Detailhandel (9%) en overige sectoren (35%). 

Onderzoeksconclusies

  1. Het lange termijn concurrentievermogen kan in gevaar komen, vooral door een dalende trend in investeringen in technische innovatie, R&D en ICT. Hier staan goede resultaten/verbeteringen voor radicale en incrementele innovatie alsmede samenwerking met externe partners en sociale innovatie tegenover. Door sociale innovatie wordt meer rendement uit bestaande kennis gehaald, maar er moet ook nieuwe kennis komen. Beide zijn belangrijk.
  2. Nederlandse bedrijven werken weinig samen met onderzoeksinstituten, terwijl dat wel cruciaal is voor innovatie-succes.
  3. Er is een voor innovatie optimale aanstellingsduur voor CEO’s, namelijk 4- 12 jaar. CEO’s  die niet te kort en niet te lang zitten, scoren hoger op: radicale en incrementele innovatie en ook op sociale innovatie.
  4. Familiebedrijven zijn innovatiever, maar minder efficiënt.  De onderzoekers brengen een hogere score op radicale en incrementele innovatie in verband met een hogere oriëntatie op de levensvatbaarheid van het bedrijf op lange termijn. De kracht van familiebedrijven is: co-creatie en management. Familiebedrijven werken meer samen met onderzoeksinstituten en externe partners en scoren beter op (transactioneel) leiderschap. Ze zouden hun prestaties nog kunnen verbeteren door meer te investeren in slimmer werken en scholing van medewerkers.
  5. In bedrijven in de maakindustrie treft men meer geavanceerde managementvaardigheden aan en doet men meer aan co-creatie dan in dienstverlenende bedrijven. Maar bedrijven in de maakindustrie zijn wel meer rigide, terwijl dienstverleners beter scoren op flexibel organiseren. Goede kansen zijn er vooral voor bedrijven die het maken van producten en het verlenen van diensten weten te combineren.
  6. De Achterhoek en de regio Twente zijn het toonbeeld voor innovatie; in deze regio scoren de bedrijven hoog op radicale, incrementele en sociale innovatie. In Oost Brabant, Noord Limburg (regio Eindhoven) wordt meer dan elders geïnvesteerd in R&D en techniek en zijn de scores op radicale innovatie en dynamisch managen hoog.  De regio Noord Holland (Amsterdam e.o.) is koploper in investeringen in ICT. De bedrijven in deze regio scoren goed op dynamisch management en radicale innovatie.
  7. Nederlandse bedrijven zijn qua innovatiekracht een voorbeeld voor Nederlandse vestigingen van buitenlandse bedrijven. Zij scoren beter op radicale innovatie en op sociale innovatie (dynamisch managen en flexibel organiseren). Nederlandse bedrijven kunnen leren van de buitenlandse bedrijven hoe samen te werken met externe partners (co-creatie).

Verwijzing

Volberda, H., Heij, K., Bosch, van den F. (2013) Concurrentievermogen van Nederlandse economie dreigt in gevaar te komen. Onderzoeksrapport Rotterdam School of Management, Erasmus University. De pdf is als bijlage toegevoegd.

Zie ook de bijlage van Elsevier over innovatie: https://issuu.com/beleggersbelangen/docs/innovatie

Thema’s: Innovatie & innovatievermogen; Monitoring & evaluatie

Sector: diverse

Bron: onderzoeksrapport