Op weg naar een duurzame arbeidsmarkt

2015 – Deze publicatie van de Universiteit van Utrecht is gebaseerd op bijdragen van zes hoogleraren met verschillende disciplines. Joop Schippers, een van deze zes, is hoofdredacteur. De uitgave is gemaakt ter voorbereiding van het symposium ‘Naar een duurzame arbeidsmarkt’ dat op 14 oktober 2015 gehouden is.

Korte inhoud
De  Nederlandse arbeidsmarkt is nog niet duurzaam te noemen. Hij kent namelijk een aantal structurele onevenwichtigheden. De kern van het probleem is dat een groot deel van de ‘insiders’ op de arbeidsmarkt wordt overbenut, terwijl ‘outsiders’ juist consequent onderbenut worden. In het essay wordt verkend welke gedrags- en institutionele veranderingen nodig en mogelijk zijn om een duurzame arbeidsmarkt dichterbij te brengen.

Insiders en outsiders
Werken in Nederland is topsport; we werken verhoudingsgewijs weinig uren, maar de arbeidsproductiviteit per uur is hoog. Dit is echter niet de enige reden dat de arbeidsproductiviteit zo hoog is. Veel laagproductieve burgers staan gedeeltelijk of zelfs volledig buiten het arbeidsproces. Vanwege de ‘werk als topsport’-cultuur komen zij moeilijk weer aan een baan. Zonder ingrijpen zal de kloof tussen de deelnemers aan de arbeidsmarkt en zij die daarbuiten staan alleen maar groter worden.
Naast deze groep ‘outsiders’ is er ook een grote groep werkenden die zowel kwalitatief als kwantitatief onderbenut wordt. Vrouwen belanden nog regelmatig in lagere functies dan mannen met een vergelijkbare opleiding of ervaring; hetzelfde geldt voor werknemers van allochtone herkomst en werkenden met een beperking. Ook ouderen worden relatief onderbenut: hun productiviteit vermindert doordat hun opleiding of ervaring niet langer aansluit bij de vraag van de markt. Zij zijn daarom gebaat bij een aanvulling op hun menselijk kapitaal, maar werkgevers investeren juist in de werknemers die al hoogproductief zijn, in de verwachting een beter rendement te behalen. Dit schaadt zowel de kansen van deze ouderen op de arbeidsmarkt, als ook het totale productieve vermogen van de beroepsbevolking.

Onder- en overbenutting
Er is op dit moment ook sprake van formele overkwalificatie als gevolg van de verdringing op de arbeidsmarkt, wat een vorm van onderbenutting is. Hoewel dit gedeeltelijk te wijten is aan de economische malaise van de afgelopen jaren, is de – op zich positieve – ontwikkeling dat de Nederlandse beroepsbevolking steeds hoger is opgeleid van een meer structurele aard. Deze
ontwikkeling vraagt om meer autonomie voor medewerkers op alle niveaus van de organisatie, die daar echter nog niet op aangepast is. Waar dit wel plaatsvindt, is het vaak efficiency-gedreven, waardoor de werkdruk voor de medewerkers sterk is toegenomen.
Naast onderbenutting is er op de arbeidsmarkt ook sprake van zowel kwalitatieve als kwantitatieve ‘overbenutting’. Bij kwalitatieve overbenutting wordt er simpelweg te veel gevraagd van de werknemer; hij of zij heeft niet de kwalificaties om het werk goed uit te voeren. De gevolgen van dit type overbenutting zijn schade door haperende productieprocessen en ontevreden klanten of patiënten. Bij kwantitatieve overbenutting beschikt de werknemer weliswaar over de juiste competenties, maar komt hij structureel tijd tekort om zijn takenpakket goed uit te voeren. Dit leidt tot een verhoogde werkdruk, en uiteindelijk tot werk-gerelateerd verzuim.

Toekomstscenario’s
Wat is de beste manier om in de toekomst het werk zo te organiseren dat ieders talent optimaal tot zijn recht komt en men daarmee ook een bijdrage levert aan de maatschappij?
Mensen moeten zich hierbij ook prettig voelen en het werken tot hoge leeftijd kunnen volhouden. Dat komt dus neer op een balans tussen aandacht voor individueel welzijn, maatschappelijk belang en organisatie-effectiviteit. Het huidige organisatiemodel biedt niet voldoende mogelijkheden
om aan de behoeften van zowel werkgevers als werknemers te kunnen voldoen. Aan de ene kant zien we dat het traditionele model van het productiebedrijf niet langer dominant is; de groei van ondernemingen als What’s App en Marktplaats bewijst dat het niet meer noodzakelijk is om veel
fysiek en financieel kapitaal te investeren om een succesvolle onderneming op te zetten. Aan de andere kant is de rol van arbeid in het leven van de burger ook veranderd. Men heeft behoefte aan nuttig en zinvol werk, wat op gespannen voet staat met de organisatiecultuur van veel grote bedrijven.
Hoe buigen we deze ontwikkelingen om zodat er daadwerkelijk een duurzame arbeidsmarkt ontstaat? Om te bepalen waar en hoe het beste ingegrepen kan worden, worden vier toekomstscenario’s verkend, waarbij de ene as een toekomst betreft die al dan niet verandert door een technologische doorbraak, en op de andere dimensie  in meer of juist mindere mate de nadruk op gemeenschapswaarden ligt. De scenario’s zijn: ‘de Arbeidsmarkt arena’, ‘Veel voor weinigen’, ‘Singapore achter de dijken’ en ‘Competing domes’.  In deze scenario’s vinden we verschillende oplossing voor de eerder geschetste problemen. De kloof tussen insiders en outsiders is dus wel degelijk te overbruggen, en hierbij leiden verschillende wegen naar Rome.

De conclusie is daarom: in Nederland ligt een duurzame arbeidsmarkt binnen bereik. Het dichten van de kloof tussen insiders en outsiders is mogelijk, waarna ieders talent optimaal benut zal worden en er voldoende ruimte zal zijn voor persoonlijke ontwikkeling en creativiteit. Doordat iedereen op
zijn of haar plaats is, zal onvrede tot een minimum beperkt worden. Dit zal in veel opzichten niet vanzelf gaan; institutionele veranderingen zijn noodzakelijk.

Relatie met sociale innovatie
Sociale innovatie in de betekenis van ‘innovatief organiseren van arbeid’ komt in dit rapport een paar keer naar voren als onderdeel van de oplossing van dilemma’s tussen efficiëntie, ontplooiing van talenten, kennis en competenties, autonomie, inclusie en duurzaamheid. Dat betekent het organiseren van een balans tussen aandacht voor individueel welzijn, maatschappelijk belang en organisatie-effectiviteit. Verwezen wordt naar de manier waarop Ricardo Semler heeft vormgegeven aan zijn organisaties.
En, stelt het rapport: ‘Ook organisatievormen waarbij professionals meer op voet van gelijkheid samenwerken, kunnen bijdragen aan een betere balans tussen gemeenschapswaarden en individuele vrijheid en ontplooiingsmogelijkheden. Dat kan bijvoorbeeld in coöperatieverband, maar ook binnen bestaande organisaties door daar medezeggenschap, zelfsturing van teams en transparantie te bevorderen. Op verschillende niveaus kan decentrale besluitvorming bijdragen aan een betere organisatie van het werk en optimaal gebruik van de creativiteit. Dit geldt binnen organisaties, maar bijvoorbeeld ook in de keten sociale partners – bedrijfstakken – organisaties.’

Referentie
‘Op weg naar een duurzame arbeidsmarkt’, (2015) Paul Boselie, Tanja van der Lippe, Tine de Moor,
Frans Pennings, Joop Schippers (hoofdredacteur) en Toon Taris. Universiteit van Utrecht. Het rapport is als bijlage toegevoegd.