De organisatie van innovatie in een dynamisch landschap

2010 – Het betreft hier een literatuurstudie waarin verschillende innovatiemodellen met elkaar vergeleken worden, waarbij aandacht geschonken wordt aan hoe in deze percepties gekeken wordt naar relaties tussen oorzaak en gevolg en welke rol en positie kennis in deze perceptie heeft.

Inleiding

In de huidige economische en maatschappelijke dynamiek zien we een toenemende internationalisering, een veranderend kennislandschap en een steeds mobieler wordende kenniswerker. Door de toenemende vervlechting van relaties worden vraagstukken en processen steeds complexer en de concurrentie neemt verder toe. Ondernemingen moeten zich snel kunnen aanpassen en vernieuwen, nieuwe vormen van open en interdisciplinaire samenwerking zorgen in de huidige wereld voor bijzondere doorbraken. Innovatie moet niet langer gezien worden als enkel technologische vooruitgang, maar moet worden ingebed in andere domeinen, zoals de markt en de maatschappij.

Generaties van innovatiemodellen

Hieronder wordt een opsomming gegeven van de generaties van innovatiemodellen:

·

De eerste generatie (1950 – 1965) worden gekenmerkt door een technology push. De volgorde van het innovatieproces verloopt in verschillende goed gescheiden en herkenbare fasen. Het wetenschappelijke domein is het startpunt van alle innovaties.

·

De tweede generatie (1965 – 1980) waren tegengesteld aan de eerste en nemen de marktbehoeften als startpunt voor de ontwikkeling van innovaties (market pull).

·

De derde generatie modellen (1980 – 1990) combineren market pull en techology push: innovatie kan aan beide kanten beginnen.

·

De vierde generatie modellen (1990 – heden) plaatsen innovatieprocessen in een systeemverband, innovatie wordt daarbij beschouwd als de uitkomst van en transactie-, communicatie- en onderhandelingsproces tussen verschillende stakeholders en gebeurt niet langer lineair.

Innovatiemodellen vergelijken

Er is een tendens zichtbaar waarbij macromodellen voor innovatie worden in- en aangevuld met micro- en meso-niveaus die elkaar aanvullen en verdiepen. Brede maatschappelijke transities (innovaties) worden bezien vanuit maatschappelijk perspectief (macro), deze transities ontstaan vanuit dynamiek op alle lager gelegen niveaus (micro en meso).

Het dynamisch Innovatie Systeem (DIS) of Nationaal Innovatie Systeem (NIS).

Het DIS is geadopteerd als centraal concept bij het ontwerpen van innovatiebeleid. Het is een conceptueel model om alle factoren die van invloed zijn om het innovatieproces in kaart te brengen. Het draait hierbinnen om de interacties tussen de diverse actoren.

Het Cyclisch Innovatie Model (CIM) door A.J. Berkhout (2001).

In het CIM brengen maatschappelijke veranderingen versnelling teweeg in de ontwikkeling en creatie van kennis (society pull) en nieuwe kennis zorgt op zijn beurt voor voortdurende veranderingen in de maatschappij (knowledge push). Het model is opgebouwd uit het kenniscreërende en bedrijfscreërende subsysteem. Door intensieve interactie tussen deze twee ontstaat een dynamisch overkoepelend systeem met grote innovatiekracht op alle verschillende niveaus. Daarnaast wordt rekening gehouden met een tijdsdimensie waarin het verleden, heden en toekomst met elkaar verbonden worden, als ook het concept van verweving tussen horizontale, verticale processen en multipele interactieprocessen die zowel voorwaarts als in omgekeerde volgorde verlopen.

Het multi-level innovatie perspectief (transitie model).

Dit model bestaat uit drie niveaus, micro (niches), meso (regimes) en macro (landschap/maatschappij). Op regimeniveau bestaan stabiele netwerken die zich reproduceren met helderen leerprocessen. Op nicheniveau bestaan onstabiele netwerken die voortdurend kunnen veranderen en leren via trial and error. Innovaties worden bezien vanuit een opbouw van meerdere levels die op elkaar inwerken en daardoor soms tot grote systeemveranderingen (transities) kunnen leiden. Er bestaat verschil in tempo waarin veranderingen voltrekken binnen verschillende niveaus, op alle niveaus komen de snelheden samen en werken op elkaar in. Er is sprake van meervoudige causaliteit en co-evolutie.

Het open innovatie model van Chesbrough

Hoe opener bedrijen opereren, hoe meer zij verbonden zijn in verschillende netwerken en meso-verbindingen, waardoor innovatie kan plaatsvinden. Door sterkere mobiliteit van kenniswerkers en groei van durfkapitaal kan een kenniswerker gemakkelijk nieuwe ontdekkingen uitbaten. Deze winst wordt niet teruggekoppeld naar nieuw onderzoek, maar ingezet om kennis elders vandaan te halen. Het is opvallend dat het model een lineair perspectief heeft op de volgorde van onderzoek naar ontwikkeling naar de markt.

Het cyclische model uit het WRR rapport Opening in Viervoud (2008)

De WRR geeft aan dat innovatieliteratuur tot nu toe aandacht heeft besteed aan het traject waarbij exploratie (een nieuwe vinding) overgaat in exploitatie (gangbaar worden) maar dat het omgekeerde traject tot nu toe minder behandeld is. Beleid om dit te faciliteren moet gericht zijn op ‘opening in viervoud’: naar buiten, op samenwerking, verassing en voor buitenstaanders. Innovatie ontstaat zonder ontwerp, maar door wat zich eerder ontwikkelde.

Een vergelijking

De overeenkomsten zijn:

aandacht voor relaties en interacties;

meerdere partijen;

niet-lineaire manier van denken;

focus op nieuwe manieren om innovatieprocessen te organiseren;

gebaseerd op systeemperspectief;

interactieprocessen an sich veroorzaken innovatie.

De verschillen zijn:

geen overeenkomst in de identificatie van actoren, procesfases of domeinen;

geen overeenkomst t.a.v. de aard van de relaties tussen actoren, fasen of domeinen;

verschil ten aanzien van noties van causaliteit;

verschillende achterliggende theoretische kaders;

geen overeenkomst over de rol van kennis.

Conclusie

Het lineaire model wordt losgelaten, dat leidt tot grote diversiteit aan nieuwe modellen waarin het systeemperspectief onderliggend lijkt te zijn. Deze diversiteit kan leiden tot onduidelijkheid voor beleidsvoerders en bedrijven t.a.v. innovatie.

Verdere ontwikkeling van modellen met meer samenhang

Hier zou definiëring van verschillen t.a.v. niveaus, causaliteit en kennis aan kunnen bijdragen. Dit kan komen uit interdisciplinaire samenwerking tussen meer en minder heterogene groepen/domeinen met daarin aandacht voor de betekenis van zelforganisatie, de mogelijkheden en beperkingen van kennisoverdracht, dynamiek en sturing van netwerken en de aandrijvers van innovatie. Ook sociotechnische samenhang op maatschappelijk niveau kan bijdagen.

Kennis als aandrijver van het innovatieproces

Kennis wordt niet altijd meer als startpunt voor innovatie beschouwd, maar juist de interactie tussen verschillende domeinen of de ‘juiste’ cognitieve afstand. In Nederland wordt hard gewerkt aan het overbruggen van de ‘kloof’ tussen wetenschap en praktijk, zodat kennis meer kan stromen voor het mogelijk maken van innovaties.

Bronvermelding

Zie voor de scriptie ‘De organisatie van innovatie in een dynamisch landschap, literatuurstudie naar hedendaagse modellering van innovatieprocessen in Nederland’ (2010) bachelorscriptie sociologie door M. de Rooij, Universiteit van Amsterdam.

Keywords: Innovatie & innovatievermogen